ECLI:NL:CRVB:2022:1997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beperkte kennisneming van een stuk in hoger beroep inzake ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op een stuk dat door de Staatssecretaris van Defensie was ingezonden. Dit stuk was door de rechtbank als vertrouwelijk aangemerkt, waardoor alleen de rechtbank kennis mocht nemen van de inhoud. Appellante had echter toestemming verleend voor kennisneming door de rechtbank op basis van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Staatssecretaris heeft op 28 januari 2022 verzocht om met toepassing van artikel 8:29 van de Awb te bepalen dat alleen de Raad kennis mocht nemen van het stuk. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de beperking van kennisneming gerechtvaardigd kan zijn indien er gewichtige redenen zijn. Dit houdt in dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen het belang van partijen om over relevante informatie te beschikken en het belang van het algemeen belang of de bescherming van derden.
De Raad heeft vastgesteld dat er in dit geval gewichtige redenen aanwezig zijn om de kennisneming te beperken, omdat het stuk informatie bevat die (ernstige) schade kan toebrengen aan lopende onderzoeken. Het belang van appellante bij kennisneming van het stuk weegt in dit geval niet op tegen de belangen die bescherming vereisen. De Raad heeft daarom besloten dat de gevraagde beperkte kennisneming van het stuk gerechtvaardigd is, en deze beslissing is in het openbaar uitgesproken.