ECLI:NL:CRVB:2022:1997

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
21/4257 AW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkte kennisneming van een stuk in hoger beroep inzake ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op een stuk dat door de Staatssecretaris van Defensie was ingezonden. Dit stuk was door de rechtbank als vertrouwelijk aangemerkt, waardoor alleen de rechtbank kennis mocht nemen van de inhoud. Appellante had echter toestemming verleend voor kennisneming door de rechtbank op basis van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Staatssecretaris heeft op 28 januari 2022 verzocht om met toepassing van artikel 8:29 van de Awb te bepalen dat alleen de Raad kennis mocht nemen van het stuk. De Raad heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de beperking van kennisneming gerechtvaardigd kan zijn indien er gewichtige redenen zijn. Dit houdt in dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen het belang van partijen om over relevante informatie te beschikken en het belang van het algemeen belang of de bescherming van derden.

De Raad heeft vastgesteld dat er in dit geval gewichtige redenen aanwezig zijn om de kennisneming te beperken, omdat het stuk informatie bevat die (ernstige) schade kan toebrengen aan lopende onderzoeken. Het belang van appellante bij kennisneming van het stuk weegt in dit geval niet op tegen de belangen die bescherming vereisen. De Raad heeft daarom besloten dat de gevraagde beperkte kennisneming van het stuk gerechtvaardigd is, en deze beslissing is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

21.4257 AW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing op het verzoek om toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep tegen de rechtbank Den Haag van 27 oktober 2021, 21/3973 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
Datum beslissing: 25 augustus 2022
Zitting hebben: H. Lagas als voorzitter en L.M. Tobé en M. Wolfrat als leden
Griffier: G.F. Telci
Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat. Namens de staatssecretaris is verschenen mr. A.M. Rentema.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep beslist dat de gevraagde beperkte kennisneming van het stuk gerechtvaardigd is.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 21 april 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft haar oordeel onder meer gebaseerd op een door de staatssecretaris ingezonden stuk waarvan de rechtbank had beslist dat alleen de rechtbank daar kennis van mocht nemen, waarna appellante toestemming had verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. De staatssecretaris heeft het onder 1 bedoelde stuk op 28 januari 2022 ingezonden en heeft daarbij de Raad verzocht om met toepassing van artikel 8:29 van de Awb te bepalen dat alleen de Raad er kennis van mag nemen.
3. Op grond van artikel 8:29, eerste lid, van de Awb kunnen partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de bestuursrechter meedelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van stukken. De bestuursrechter dient op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb te beslissen of de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Uit artikel 8:108, eerste lid, van de Awb volgt dat artikel 8:29 van de Awb van overeenkomstige toepassing is op het hoger beroep.
4. De beslissing of de beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is, vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het (hoger) beroep relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen of het belang van derden onevenredig kan schaden. [1]
5. De Raad heeft kennisgenomen van het desbetreffende stuk en acht in dit geval, gelet op de aard en inhoud daarvan, gewichtige redenen aanwezig als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. Het stuk bevat informatie die (ernstige) schade kan toebrengen aan lopende onderzoeken van de [Dienst] en/of de [Dienstonderdeel]. Dit belang weegt zwaarder dan het belang van appellante bij kennisneming van dat stuk.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) G.F. Telci (getekend) H. Lagas
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep