ECLI:NL:CRVB:2021:600
Centrale Raad van Beroep
- Geheimhoudingsbeslissing
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek tot geheimhouding in hoger beroep inzake een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellanten, ouders van een meerderjarige zoon, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die hun beroep tegen het besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Almere ongegrond verklaarde. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellanten tegen een eerdere beslissing van het college, waarbij aan hun zoon een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen werd verstrekt, niet-ontvankelijk. De rechtbank had geoordeeld dat appellanten niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt bij het besluit van het college.
De Centrale Raad heeft kennisgenomen van geheime stukken die door het college zijn ingediend en heeft geoordeeld dat er gewichtige redenen zijn om de kennisname van deze stukken te beperken, zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat het belang van de persoonlijke levenssfeer van de zoon van appellanten zwaarder weegt dan het belang van appellanten om kennis te nemen van deze stukken. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat appellanten zich ook zonder kennis te nemen van de inhoud van de geheime stukken kunnen verweren tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft het verzoek van het college om toepassing van artikel 8:29 van de Awb in hoger beroep toegewezen, wat betekent dat de beperking van de kennisgeving van deze stukken gerechtvaardigd is. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om gevoelige informatie over derden.