ECLI:NL:RBDHA:2021:11725

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke aanstelling niet verlengd wegens informatie van de Nationale Politie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar in tijdelijke dienst, en de minister van Defensie. Eiseres was per 15 oktober 2019 in tijdelijke dienst aangesteld, maar haar aanstelling werd niet verlengd op basis van informatie van de Nationale Politie, die aangaf dat eiseres contacten had met personen uit het criminele circuit. Dit leidde tot een aanzienlijk risico voor de organisatie. Eiseres ontving op 5 december 2019 een schriftelijke bevestiging van het niet verlengen van haar aanstelling, met eervol ontslag per 15 januari 2020. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Tijdens de zitting op 22 september 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat het besluit onzorgvuldig was en dat er geen eigen onderzoek was verricht naar de informatie van de Nationale Politie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om de aanstelling niet te verlengen, gezien de vertrouwelijke informatie die niet met eiseres kon worden gedeeld. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3973

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P.K. Ruperti),
en

de minister van Defensie, voorheen de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: majoor mr. M.M.G. Keunen en mr. C.E. Lamberti).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanstelling van eiseres in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd niet verlengd. Aan eiseres is met het eindigen van de tijdelijke dienst per 15 januari 2020 eervol ontslag verleend.
Bij besluit van 21 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een stuk ingediend ten aanzien waarvan hij een beroep heeft gedaan op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij beslissing van 26 juni 2020 heeft de geheimhoudingskamer overwogen dat het verzoek om beperkte kennisneming wordt ingewilligd. Eiseres heeft de rechtbank toestemming verleend om kennis te nemen van dit stuk.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2021.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres was bij verweerder per 15 oktober 2019 in tijdelijke dienst voor bepaalde tijd tot en met 14 januari 2020, op grond van artikel 6 en 7, tweede lid, aanhef en onder a, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (Bard). Uit informatie van de Nationale Politie volgde dat eiseres contacten zou onderhouden met een of meerdere personen uit het criminele circuit. Daarbij heeft de Nationale Politie opgemerkt dat deze contacten een aanzienlijk risico vormen voor verweerder. Vanwege de hoge gevoeligheid van deze informatie is tevens aangegeven dat nadere details niet zullen worden gedeeld door de Nationale Politie.
Wat heeft verweerder besloten?
2 Verweerder heeft op 2 december 2019, kort nadat de informatie door de Nationale Politie werd gedeeld, een gesprek gehouden met eiseres. Daarbij is de informatie met eiseres gedeeld en is haar aangezegd dat haar tijdelijke aanstelling wordt stopgezet op het moment van het einde van de proefperiode, 14 januari 2020. Dit is op 5 december 2019 schriftelijk bevestigd. Daarnaast is eiseres per direct vrijgesteld van haar werkzaamheden. Het salaris is tot het einde van de aanstelling volledig uitbetaald.
Wat vindt eiseres in beroep?
3 Eiseres vindt het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid omdat verweerder geen eigen onderzoek heeft verricht naar de informatie van de Nationale Politie. Uit de door de Militaire inlichtingen en veiligheidsdienst (MIVD) afgegeven verklaring van geen bezwaar blijkt een contra-indicatie voor de informatie van de Nationale Politie.
Eiseres kan het haar gemaakte verwijt niet gemotiveerd weerleggen aangezien zij niet weet om wie het gaat. Om diezelfde reden kan zij kan de zorgen bij verweerder ook niet wegnemen. Daarnaast is het besluit onzorgvuldig door het gebrek aan hoor en wederhoor voorafgaand aan het primaire besluit.
Aangezien eiseres uitstekend functioneerde had het op weg van verweerder gelegen om onderzoek te doen naar een alternatief binnen de organisatie.
Tot slot is eiseres van mening dat er geen redelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden door verweerder. Het gezinsinkomen van eiseres is voor een groot deel afhankelijk van haar werk. Daarbij komt dat eisers niet de mogelijkheid is geboden om met behoud van salaris en begeleiding vanuit de werkgever binnen de organisatie op zoek te gaan naar een andere passende functie.
Wat zijn de regels?
4 De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5 Volgens vaste rechtspraak is - als sprake is van het niet voortzetten van een tijdelijke aanstelling na afloop van de proeftijd - de rechterlijke toetsing beperkt tot de vraag of, behoudens anderszins strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, het bestuursorgaan in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de betrokkene niet heeft voldaan aan door het bestuursorgaan in redelijkheid te stellen eisen en verwachtingen. Daartoe is niet vereist dat de betrokken ambtenaar schromelijk is tekortgeschoten of anderszins blijk heeft gegeven van ongeschiktheid die het ontslag van een in vaste dienst aangestelde ambtenaar zou kunnen rechtvaardigen. [1]
De rechtbank heeft kennis genomen van het onder geheimhouding ingediende stuk van verweerder. Gelet op de inhoud van dat stuk kon verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan vaststellen dat er een aanzienlijk risico voor verweerder bestaat indien eiseres daar werkzaam blijft (in welke functie dan ook). Daarmee voldoet eiseres niet aan de redelijke eisen en/of verwachtingen die een werkgever mag stellen. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen besluiten om de tijdelijke aanstelling van eiseres niet te verlengen.
Het beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel slaagt niet. De rechtbank is na lezen van het geheime stuk duidelijk geworden dat het niet wenselijk is om deze informatie met eiseres te delen. De aard van de zaak verzet zich in dit geval tegen het bieden van een mogelijkheid tot inhoudelijk verweer. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit onrechtvaardig aanvoelt voor eiseres constateert zij tegelijkertijd dat er geen alternatief bestaat voor verweerder.
Dat de MIVD wel een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven maakt niet dat de informatie van de Nationale Politie niet kan kloppen. De informatie van de Nationale Politie kan dateren van na afgifte van de verklaring van geen bezwaar.
Zoals door verweerder al is overwogen in het bestreden besluit maakt de omstandigheid dat eiseres niet voorafgaande aan het gesprek op 2 december is ingelicht en gehoord, niet dat het besluit niet in stand kan blijven. Eiseres heeft in bezwaar gelegenheid gekregen om haar standpunt te verwoorden, ook door middel van een hoorzitting.
Tot slot heeft verweerder, gelet op de inhoud van de informatie van de Nationale Politie, in redelijkheid het organisatiebelang boven het belang van eiseres mogen stellen.
Conclusie
6 Het beroep is ongegrond
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
Artikel 7 Aanstelling in tijdelijke dienst
1. Aanstelling in tijdelijke dienst geschiedt voor bepaalde of voor onbepaalde tijd.
2 Zij kan plaatsvinden:
a. voor een proeftijd van ten hoogste twee jaar, zonodig bijzondere gevallen op aanvraag van de ambtenaar met nog één jaar te verlengen en zonodig ambtshalve te verlengen met de tijd, gedurende welke de ambtenaar de proeftijd niet in werkelijke dienst heeft doorgebracht;
(…)
(…)
Artikel 115 Ontslag ambtenaar in tijdelijke dienst
1. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst die blijkens zijn akte van aanstelling is aangesteld voor een vast bepaalde tijd of voor een proeftijd, wordt tenzij het tegendeel blijkt, geacht eervol ontslag te zijn verleend zodra die tijd is verstreken. Bij voortduring van het dienstverband na het verstrijken van de vast bepaalde tijd of de – eventueel ingevolge artikel 7, tweede lid onder a verlengde – proeftijd, wordt de ambtenaar geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangesteld.
2 Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, die is aangesteld voor onbepaalde tijd – waaronder begrepen de ambtenaar die is aangesteld ter vervanging van een afwezige ambtenaar dan wel belast is met werk van kennelijk tijdelijk karakter – kan ontslag worden verleend, mits een opzeggingstermijn in acht wordt genomen van:a. drie maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijk tenminste twaalf maanden onafgebroken in dienst is geweest;
b. twee maanden, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijk ten minste zes maanden doch korter dan twaalf maanden onafgebroken in dienst is geweest;
c. één maand, indien de ambtenaar ten tijde van de opzegging laatstelijk korter dan zes maanden onafgebroken in dienst is geweest.
3 Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden gedurende de zwangerschap van de vrouwelijke ambtenaar, noch gedurende het verlof op grond van artikel 3:1 van de Wet arbeid en zorg, noch – indien zij haar dienst heeft hervat – gedurende een periode van zes weken volgend op dat verlof. Onze Minister kan ter staving van de zwangerschap een verklaring van een arts of van een verloskundige verlangen.
4 Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden wegens de omstandigheid dat de ambtenaar in of buiten rechte een beroep heeft gedaan op het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen.
5 Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden wegens de omstandigheid dat de ambtenaar zijn recht op ouderschapsverlof geldend maakt.
6 Opzegging als bedoeld in het tweede lid kan niet geschieden wegens de omstandigheid dat de ambtenaar is geplaatst op een kandidatenlijst als bedoeld in artikel 8 van het Besluit medezeggenschap defensie, noch wegens het lidmaatschap of het korter dan twee jaar geleden beëindigde lidmaatschap van de medezeggenschapscommissie.
7 Het ontslag kan, al dan niet op aanvraag van de ambtenaar, ingaan voor de afloop van de opzeggingstermijn. Indien dit niet op aanvraag van de ambtenaar geschiedt, wordt hem over de tijd welke aan de opzeggingstermijn ontbreekt, een bedrag uitbetaald gelijk aan de laatstgenoten bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering berekend op de voet van het bepaalde in het Bezoldigingsbesluit burgerlijke ambtenaren defensie.
8 Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst, genoemd in het eerste lid, kan ontslag worden verleend met ingang van een dag gelegen binnen een bepaalde tijd of proeftijd. In dat geval vindt het bepaalde in het tweede tot en met zevende lid overeenkomstige toepassing.

Voetnoten

1.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN6920.