ECLI:NL:CRVB:2022:1963
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de eigen bijdrage voor huurwoning van defensieambtenaar bij verhuizing vanuit het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek van een defensieambtenaar om de eigen bijdrage voor zijn huurwoning vast te stellen op 10% van zijn bezoldiging. De appellant, die vanuit zijn eigendomswoning in België naar de Verenigde Staten is verhuisd, heeft zijn verzoek ingediend op 7 mei 2019. De staatssecretaris van Defensie heeft dit verzoek afgewezen, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 13, zevende lid, van het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel (VBD). De Raad oordeelt dat de tekst van het artikellid impliceert dat de verhuizing naar het buitenland moet plaatsvinden vanuit een in Nederland gelegen eigendomswoning. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad stelt vast dat de appellant niet in aanmerking komt voor de lagere eigen bijdrage, omdat hij al in het buitenland woonde voordat hij in de Verenigde Staten werd geplaatst. De Raad wijst ook het beroep op de hardheidsclausule van artikel 28 van het VBD af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van deze clausule rechtvaardigen. De uitspraak bevestigt dat de eigen bijdrage voor de huurwoning van de appellant op 17% van zijn bezoldiging blijft staan.