In deze zaak oordeelt de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat een echtpaar extra bijstand van de gemeente moet ontvangen ter compensatie van het niet-ontvangen van het maximale toeslagenbedrag. Het echtpaar ontvangt een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), die lager is dan de bijstandsnorm voor gehuwden. Hierdoor ontvangen zij aanvullende bijstand van de gemeente. Echter, door een gebrekkige afstemming van fiscale regelingen ontvangen zij minder toeslagen dan wanneer zij alleen bijstand zouden krijgen, wat hun netto-inkomen onder het bestaansminimum brengt. De gemeente Arnhem is verplicht om het verschil te compenseren via de algemene bijstand.
De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E.L.Th. Balkema, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun aanvraag voor bijzondere bijstand. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, maar de CRvB komt tot de conclusie dat de appellanten recht hebben op compensatie. De Raad stelt vast dat de appellanten door de afbouw van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner in een ongunstige positie zijn komen te verkeren, wat hen onder het bestaansminimum heeft gebracht. De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Arnhem het verschil tussen het inkomen van appellanten en dat van gehuwden met bijstand zonder ander inkomen moet compenseren door hen aanvullende bijstand toe te kennen.
Daarnaast hebben appellanten verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De CRvB oordeelt dat de redelijke termijn is overschreden en kent een schadevergoeding van € 500,- toe. De uitspraak wordt gedaan door een meervoudige kamer van de CRvB, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing gezamenlijk nemen.