ECLI:NL:CRVB:2022:1930

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
20/852 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele kinderbijslag en de mogelijkheid van terugwerkende kracht

In deze zaak heeft appellante, afkomstig uit Roemenië, op 18 februari 2019 een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor haar dochter, die bekend is met een lichamelijke en verstandelijke handicap. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, maar later door de Svb gegrond verklaard met ingang van het eerste kwartaal van 2019. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, omdat de Svb volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) niet bevoegd was om dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht toe te kennen.

Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat zij in Roemenië dubbele kinderbijslag ontving en dat zij recht had op dezelfde regeling in Nederland. Ze verzocht om terugwerkende kracht tot haar eerdere aanvraag van 7 december 2017 en stelde dat de weigering tot uitbetaling leidde tot discriminatie en schending van haar rechten en die van haar kind. De Svb verdedigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden had aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad bevestigde dat de Svb niet bevoegd was om met terugwerkende kracht dubbele kinderbijslag toe te kennen en dat appellante niet had aangetoond dat zij gediscrimineerd was of dat er sprake was van schending van haar rechten. Het hoger beroep werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.852 AKW, 20/2327 AKW

Datum uitspraak: 18 augustus 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 januari 2020, 19/5113 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2022. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.J.A. Erkens-Hanssen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, afkomstig uit Roemenië, heeft op 18 februari 2019 bij de Svb een aanvraag
voor dubbele kinderbijslag ingediend op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar dochter [naam dochter] , geboren op [geboortedatum] 2011 en bekend met een lichamelijke en verstandelijke handicap.
1.2.
De Svb heeft de aanvraag bij besluit van 11 juni 2019 afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 2 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van
appellante gegrond verklaard en bepaald dat appellante met ingang van het eerste kwartaal van 2019 recht heeft op dubbele kinderbijslag voor [naam dochter] .
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Svb heeft conform artikel 14, derde lid, van de AKW dubbele kinderbijslag verstrekt met ingang van de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welke de aanvraag is ingediend. De Svb heeft niet de bevoegdheid om van die bepaling af te wijken. Naar het oordeel van de rechtbank is het verstrekken van dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht, zoals appellante heeft gevraagd, daarom niet mogelijk.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij in Roemenië dubbele kinderbijslag ontving vanwege de medische situatie van [naam dochter] . Appellante is van mening dat zij op basis van de wet- en regelgeving van de lidstaten in de Europese Unie aansluitend op haar dubbele kinderbijslag in Roemenië voor dubbele kinderbijslag in Nederland in aanmerking dient te komen. Zij verzoekt dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht tot aan haar eerdere aanvraag van 7 december 2017. Appellante is van mening dat de weigering van dubbele kinderbijslag vanaf deze periode leidt tot discriminatie, schending van het recht op leven en schending van de rechten van het kind.
3.2.
De Svb heeft in verweer bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de Svb niet de bevoegdheid had om naar aanleiding van de hier aan de orde zijnde aanvraag met terugwerkende kracht dubbele kinderbijslag te verstrekken over de periode voorafgaand aan het eerste kalenderkwartaal van 2019. Hieraan wordt toegevoegd dat appellante niet heeft onderbouwd op welke wijze zij is gediscrimineerd bij de toepassing van artikel 14, derde lid, van de AKW. Evenmin is gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met het recht op leven, de rechten van het kind of aan het Unierecht te ontlenen rechten. Voorts wordt overwogen dat appellante tegen de besluiten waarin de aanvraag voor dubbele kinderbijslag op inhoudelijke gronden is afgewezen over de kwartalen voorafgaand aan 2019 rechtsmiddelen had kunnen aanwenden.
4.2.
Uit wat onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter, en D.S. de Vries en A. van Gijzen als leden, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2022.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.N. de Groot