In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Helmond. De appellante, geboren in 2000, had op 1 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor bijstand, maar deze werd afgewezen omdat zij niet had meegewerkt aan een huisbezoek dat op 12 december 2019 zou plaatsvinden. De Raad oordeelde dat appellante feitelijk niet in staat was om op het afgesproken tijdstip aanwezig te zijn, omdat zij afhankelijk was van haar oma voor vervoer en de tijd die haar was gegund om op het adres te komen te kort was. De Raad concludeerde dat het gebrek aan medewerking niet aan appellante kon worden tegengeworpen, omdat dit buiten haar risicosfeer lag. Desondanks werd het gebrek in de motivering van het bestreden besluit gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk was dat appellante hierdoor benadeeld was. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en veroordeelde het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.036,-.