ECLI:NL:CRVB:2022:1811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van militair invaliditeitspensioen en beoordeling van invaliditeit in relatie tot militaire dienst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, een voormalig beroepsmilitair, had een militair invaliditeitspensioen aangevraagd naar aanleiding van een subcutane huidinfectie opgelopen tijdens een uitzending naar Afghanistan, die leidde tot meerdere operaties en uiteindelijk tot gevoelsverlies in de penis. De staatssecretaris van Defensie had in 2018 een invaliditeit van 20% en een bijzondere invaliditeitsverhoging van 5% toegekend, maar had geen dienstverband aanvaard voor de onvruchtbaarheid van de appellant, omdat deze niet als een aandoening in verband met de militaire dienst werd beschouwd.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris voldoende medisch onderzoek had laten uitvoeren en dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd om te twijfelen aan de conclusies van de medische advisering. De Raad concludeerde dat de onvruchtbaarheid niet als een aandoening in verband met de dienst kon worden aangemerkt, en dat de psychische gesteldheid van de appellant op de peildatum niet als een beperking kon worden vastgesteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van de appellant af.