1.6.Bij besluit van 15 mei 2017 (bestreden besluit) heeft CAK de bezwaren van appellant tegen de facturen van 29 september 2016 en 27 oktober 2016 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze facturen zijn vervangen door de factuur van 10 februari 2017. CAK heeft verder het bezwaar van appellant tegen de factuur van 15 december 2016 gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard en deze factuur gedeeltelijk herzien. Het bezwaar van appellant tegen de factuur van 10 februari 2017 heeft CAK gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard en hij heeft deze factuur gedeeltelijk herzien.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen grond gezien voor het oordeel dat de gewijzigde facturen onjuist zijn en dat het bestreden besluit wegens onrechtmatigheid moet worden vernietigd. De besluitvorming van CAK is in overeenstemming met de toepasselijke wet- en regelgeving en jurisprudentie. Dat de wijze van communicatie door CAK onbehoorlijk is en veel zorgvuldiger, beter, over- en inzichtelijker kan, doet daar, wat daar ook van zij, niet aan af. Verder heeft de rechtbank de brieven van appellant van 22 januari 2017, 23 maart 2017 en 25 april 2017, deze laatste voor zover deze brief betrekking heeft op het bezwaarschrift van 23 maart 2017, niet aangemerkt als ingebrekestellingen. De rechtbank heeft de brief van appellant van 25 april 2017 wel aangemerkt als ingebrekestelling voor zover deze brief betrekking heeft op het bezwaarschrift van 8 november 2016. CAK heeft echter onbetwist gesteld dat deze brief door hem is ontvangen op 2 mei 2017 en dat met het bestreden besluit binnen twee weken alsnog op de bezwaren is beslist. Gelet daarop is geen dwangsom verschuldigd.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft blijk gegeven van vooringenomenheid en corruptie en heeft de standpunten van appellant genegeerd en de processen-verbaal vervalst. Verder heeft CAK valse nota’s en spookrekeningen opgesteld. Er is niet uit stukken gebleken dat CAK bij het vaststellen van de bijdrage is afgegaan op de gegevens die de zorgverleners en de gemeente Apeldoorn hebben aangeleverd. Appellant heeft meerdere malen gevraagd om gegevens om de nota’s te kunnen verifiëren, maar hij heeft deze niet ontvangen of mogen inzien. Hij meent recht te hebben op één correcte en overzichtelijke rekening per periode, zodat hij zijn financiële zaken op orde kan houden. Verder heeft appellant meerdere ingebrekestellingen aan CAK gestuurd en heeft hij daarom recht op de volledige dwangsom van € 4.540,-. Appellant heeft ook verzocht om CAK te veroordelen tot een vergoeding van € 100.000,- wegens fysieke, materiële en psychische schade. Ten slotte heeft appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.