ECLI:NL:CRVB:2022:1747
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over WIA-beoordeling en arbeidsongeschiktheid van appellante met psychische klachten
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 27 juli 2022, wordt de WIA-beoordeling van appellante besproken. Appellante, die zich op 9 mei 2015 ziek meldde met psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv dat haar arbeidsongeschiktheid op 43,56% vaststelde. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd dat er op de datum in geding geen sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De Raad oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft onderbouwd dat appellante op de datum in geding niet in een situatie van geen benutbare mogelijkheden verkeerde. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling in het kader van de WIA en de noodzaak om de psychische toestand van appellante adequaat te evalueren. De Raad sluit af met de beslissing dat het Uwv binnen zes weken het gebrek moet herstellen.