ECLI:NL:CRVB:2022:1674
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering in verband met verblijf in het buitenland en schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant had een WW-uitkering ontvangen, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze uitkering herzien en een bedrag teruggevorderd omdat de appellant niet had gemeld dat hij in Zweden verbleef. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad oordeelde dat de appellant zijn inlichtingenplicht had geschonden door niet tijdig de juiste informatie over zijn verblijf in Zweden te verstrekken. De appellant had weliswaar met medewerkers van het Uwv gesproken, maar dit voldeed niet aan de verplichting om de juiste inlichtingen te verstrekken. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en legde een boete van € 40,- op aan de appellant wegens de schending van de inlichtingenplicht. De Raad oordeelde dat de opgelegde boete evenredig was en in stand bleef. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken.