Uitspraak
20 1217 PW, 20/1218 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
“In opgemelde zaak kan ik u berichten dat het beroepschrift wordt ingetrokken. Bijgaand zend ik u afschrift van de toevoeging op naam van [appellante] .”.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante. Appellante ontving sinds 2 december 2011 bijstand op grond van de Participatiewet, maar heeft niet gemeld dat zij sinds 8 december 2014 niet meer woonachtig was op het uitkeringsadres. Dit leidde tot een onderzoek door de gemeente Nissewaard, waaruit bleek dat appellante op een ander adres verbleef. De gemeente heeft daarop de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en de ten onrechte ontvangen bijstand teruggevorderd.
Appellante heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft het beroep tegen de intrekking van de bijstand niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de terugvordering ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de intrekking niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er sprake zou zijn van een vergissing bij de gemachtigde van appellante. De Raad heeft echter geoordeeld dat een bevoegdelijk gedane intrekking van een beroep op grond van rechtszekerheid niet ongedaan kan worden gemaakt na het verstrijken van de beroepstermijn, tenzij er sprake is van een wilsgebrek, wat hier niet het geval was.
De Raad heeft verder vastgesteld dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij niet op het uitkeringsadres woonde. De Raad heeft de formele rechtskracht van het bestreden besluit bevestigd en geoordeeld dat het college terecht tot terugvordering is overgegaan. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.