Uitspraak
dr. J.B.A. van Mourik, heeft op 20 oktober 2021 zijn rapport uitgebracht. Hierop hebben partijen gereageerd. Deze reacties zijn voorgelegd aan de deskundige, die op 16 februari 2022 aanvullend heeft gerapporteerd.
OVERWEGINGEN
11 september 2014, in staat geacht de functies van houtwarensamensteller (SBC-code 262140), parkeercontroleur (SBC-code 342022), machinaal metaalbewerker (productiemedewerker metaalbewerking) (SBC-code 264122), magazijnmedewerker
(SBC-code 315020), machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093) en samensteller kunststof- en rubberindustrie (productiemedewerker cleanroom (cura))
(SBC-code 271130) te vervullen. Het hiertegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard.Vanaf 7 november 2014 heeft appellant een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen.
13 september 2016 (bestreden besluit I) ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit I ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 september 2016 ten grondslag.
dr. J.L.A. Westerink van 26 augustus 2016. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv het terecht niet nodig geacht neuroloog dr. M. Westerink om nadere informatie te verzoeken. Daarbij overweegt de rechtbank dat zich in het dossier een rapportage van deze neuroloog van 18 augustus 2015 bevindt. Ter zitting heeft appellant betoogd dat de orthopedisch chirurg, die wel om nadere informatie is gevraagd, informatie kan verstrekken over de problematiek van de linkerschouder, maar dat de neuroloog de aangewezene is voor het verstrekken van informatie over de problematiek van de rechterschouder en -arm. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bij zijn onderzoek op 27 juli 2016 aan de rechterschouder en -arm geen afwijkingen heeft vastgesteld, maar juist heeft vastgesteld dat de bewegingen rechts in alle richtingen volgens de norm waren, zodat de beperkingen aan de rechterschouder waren opgeklaard. Bij de linkerschouder was wel sprake van toename van beperkingen, reden waarom de orthopedisch chirurg om nadere informatie werd verzocht. Gelet daarop was de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet gehouden de neuroloog om nadere informatie te verzoeken. Appellant heeft ook niet zelf het initiatief genomen medische informatie bij de behandelend neuroloog op te vragen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de conclusies van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevonden. Ook anderszins hoefde het Uwv niet de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat appellant gelet op de geringe totale functiebeperkingen in staat is de functie van parkeercontroleur te verrichten, in twijfel te trekken.
.Verder is in beginsel een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden.