Uitspraak
20 4171 WW
16 oktober 2020, 18/7423 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of appellant verwijtbaar werkloos is geworden, waardoor hij geen recht heeft op een WW-uitkering. Appellant had eerder gewerkt bij [bedrijf A] N.V. en had een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. Na zijn ontslag bij [bedrijf A] is hij in dienst getreden bij [bedrijf B], dat door [bedrijf A] als concurrent werd gezien. Het Uwv weigerde de WW-uitkering op grond van het standpunt dat appellant verwijtbaar werkloos was geworden door het aanvaarden van een functie bij een concurrent, terwijl hij wist dat hij gebonden was aan het concurrentiebeding. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellant niet kon aantonen dat er een reëel vooruitzicht was op een dienstverband van ten minste 26 weken bij [bedrijf B], gezien het concurrentiebeding. De Raad concludeerde dat appellant in overwegende mate verantwoordelijk was voor zijn werkloosheid en dat het Uwv terecht de uitkering had geweigerd. De uitspraak benadrukt de gevolgen van het niet naleven van een concurrentiebeding en de verantwoordelijkheden van werknemers bij het beëindigen van een dienstverband.