Uitspraak
20 3398 WAJONG
28 augustus 2020, 19/3715 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
opleidings- en arbeidsverleden van appellante. De stukken die appellante bij de herhaalde aanvraag van 8 maart 2019 heeft overgelegd, dateren alle van ruim na de te beoordelen periode van [geboortedatum] 2009 tot [geboortedatum] 2014 en bevatten geen nieuwe gegevens over haar medische situatie in deze periode. Appellante heeft van 2010 tot en met 2014 meerdere MBOopleidingen gevolgd en afgerond met een diploma. Hierna heeft zij gewerkt op een kinderdagverblijf als pedagogisch medewerker. Deze gegevens ondersteunen het standpunt van het Uwv dat appellante destijds vier uur per dag belastbaar was, een uur aaneengesloten kon werken en over basale werknemersvaardigheden beschikte. Dat appellante de MBOopleidingen alleen met moeite en veel steun van haar moeder heeft kunnen volgen, zoals zij heeft gesteld, doet niets af aan deze gegevens over de feitelijke belastbaarheid. Over de basale werknemersvaardigheden heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 6 november 2019 toegelicht dat het werk als pedagogisch medewerker voor appellante niet als geheel passend kan worden beschouwd. Daarnaast stelt het werk als pedagogisch medewerker eisen aan het mentaal en cognitief functioneren die aanmerkelijk verder gaan dan wat nodig is om te beschikken over basale werknemersvaardigheden. Dat appellante dit werk boven haar kunnen heeft verricht en niet goed functioneerde, zoals zij heeft gesteld, betekent daarom volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet dat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt. Dit standpunt wordt gevolgd. Tot slot wordt overwogen dat volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 9 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2020:919) de belasting die de zorg voor haar kind met zich meebrengt, niet kan worden meegenomen in de beoordeling van het arbeidsvermogen van appellante.