ECLI:NL:CRVB:2022:1500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor proces- en explootkosten in het kader van schuldenlast
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor proces- en explootkosten die voortvloeiden uit een veroordeling in een juridische procedure tegen zijn ex-echtgenote. De rechtbank had eerder de aanvraag afgewezen, omdat volgens het college van burgemeester en wethouders van Lelystad geen bijzondere bijstand wordt verleend voor schulden. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant door de rechtbank was veroordeeld tot betaling van proceskosten, wat als een schuldenlast wordt aangemerkt volgens artikel 13, eerste lid, aanhef en onder g, van de Participatiewet (PW). De Raad oordeelde dat de appellant beschikte over middelen om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, aangezien hij maandelijks algemene bijstand ontving. De Raad heeft de beroepsgrond van de appellant verworpen, waarin hij stelde dat hij geen schuld had aangegaan en dat zijn veroordeling niet aan hem kon worden verweten. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was, omdat er geen zeer dringende redenen waren die een uitzondering op de regels rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.