ECLI:NL:CRVB:2005:AU1234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand in proceskosten door gemeente Zaltbommel
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 11 december 2003, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand in proceskosten werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 2 augustus 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar gedaagde, vertegenwoordigd door A.H.H. van Opstal, wel. De Raad heeft vastgesteld dat de gemeente Zaltbommel op 16 september 2002 de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand in proceskosten van € 1.429,41 had afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die deze kosten rechtvaardigden volgens artikel 39 van de Algemene bijstandswet (Abw). Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 6 november 2002 ongegrond verklaard.
De rechtbank Arnhem had in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het besluit van 6 november 2002 gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit bleven in stand. De rechtbank oordeelde dat appellant een vordering had ingesteld tegen de gemeente Zaltbommel wegens onrechtmatig handelen, maar dat de veroordeling in de proceskosten geen noodzakelijke kosten van bestaan vormden volgens de Abw. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en voegt daaraan toe dat appellant ten tijde van de schuld algemene bijstand ontving, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor bijzondere bijstand.
De Raad concludeert dat er geen grond is om tot een ander oordeel te komen en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, voor zover deze is aangevochten.