ECLI:NL:CRVB:2022:1451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzekering voor de AOW van een zelfstandige die in meerdere lidstaten werkzaam is geweest
In deze zaak gaat het om de vraag of appellant, die sinds 6 juli 1982 in Nederland woont en als zelfstandige in Duitsland heeft gewerkt, verzekerd is voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) in de periode van 6 juli 1982 tot en met 31 december 1997. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) zich op goede gronden heeft gebaseerd op de gegevens van de Belastingdienst en dat appellant niet met voldoende bewijs heeft aangetoond dat hij ook in Nederland werkzaamheden heeft verricht. De Svb heeft terecht een korting van 2% op het maximale ouderdomspensioen toegepast voor elk jaar waarin appellant niet verzekerd was voor de AOW. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de beroepen van appellant ongegrond zijn verklaard. De Raad concludeert dat de Duitse socialezekerheidswetgeving van toepassing is geweest en dat appellant in de periode in geding niet verzekerd was voor de AOW. De uitspraak benadrukt de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en de relevante artikelen die bepalen welke wetgeving van toepassing is op zelfstandigen die in meerdere lidstaten werkzaam zijn.