Uitspraak
21.1180 AW
OVERWEGINGEN
€ 15.000,- voor niet gemaakte dienstreizen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een politieambtenaar, was ontslagen wegens ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het ontvangen van een operationele toelage (ORT-toelage) die niet conform de regels was vastgesteld en het indienen van declaraties voor niet gemaakte dienstreizen. De appellant werkte sinds 1982 bij de politie en was van 2011 tot 2018 gedetacheerd bij de Algemene Nederlandse Politievereniging (ANPV). Na een melding van vermoedelijke fraude is er een strafrechtelijk onderzoek ingesteld door de Rijksrecherche, wat leidde tot een intern onderzoek door de korpschef. De korpschef legde de appellant op 18 juli 2019 de disciplinaire straf van ontslag op, welke in bezwaar werd gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek naar de verweten gedragingen zorgvuldig was. De appellant had erkend de verweten gedragingen te hebben begaan, maar stelde dat deze niet als plichtsverzuim konden worden aangemerkt. De Raad verwierp dit betoog en concludeerde dat de appellant verantwoordelijk was voor zijn eigen handelen. De Raad oordeelde dat de korpschef bevoegd was om de disciplinaire straf op te leggen en dat het ontslag niet onevenredig was aan de ernst van de verweten gedragingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van de appellant af.