Uitspraak
21.1549 MAW, 21/1550 MAW
OVERWEGINGEN
.Die presentatie heeft overigens niet plaatsgehad.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die als medewerker bij de Koninklijke Marechaussee was aangesteld. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die eerder zijn beroepen tegen de besluiten van de staatssecretaris van Defensie ongegrond had verklaard. De staatssecretaris had appellant ontheven uit zijn functie en naar Nederland gerepatrieerd, wat appellant betwistte. De Raad oordeelde dat appellant procesbelang had, ondanks het verleende leeftijdsontslag, omdat het ambtsbericht zijn eer en goede naam had geschaad. De Raad bevestigde de motivering van de staatssecretaris voor de ontheffing en repatriëring, waarbij werd vastgesteld dat appellant herhaaldelijk in zijn functioneren was aangesproken en dat zijn gedrag en houding niet adequaat waren. De Raad concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten tot ontheffing en repatriëring, en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De aangevallen uitspraak werd bevestigd.