ECLI:NL:CRVB:2022:1188
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering studiefinanciering op basis van verblijfsstatus en vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van studiefinanciering aan een betrokkene met de Russische nationaliteit. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het beroep van de betrokkene op het vertrouwensbeginsel slaagde, omdat de minister verwachtingen had gewekt door een eerdere beslissing op bezwaar. De minister had echter in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat aan het dispositievereiste was voldaan. De Raad oordeelde dat de betrokkene, ten tijde van belang, geen vreemdeling was die in aanmerking kwam voor gelijkstelling met een Nederlander op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf 2000). De minister had geen bevoegdheid om studiefinanciering toe te kennen aan vreemdelingen die niet onder de in het Bsf 2000 genoemde categorieën vallen. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde en vernietigde de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard.