ECLI:NL:RBMNE:2022:4076
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke beoordeling van de aanvraag voor een aanvullende beurs en de gevolgen van gewekt vertrouwen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de aanvraag van eiseres voor een aanvullende beurs. Eiseres had op 22 december 2020 een aanvullende beurs aangevraagd, maar deze aanvraag werd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) afgewezen. DUO had eerder, op 16 november 2021, de aanvullende beurs toegekend met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2019, maar trok dit besluit later in en stelde de ingangsdatum vast op 1 september 2020. Eiseres stelde dat zij gerechtvaardigd had vertrouwd op de eerdere toezegging van DUO en dat zij daardoor schade had geleden.
De rechtbank oordeelde dat DUO een fout had gemaakt door de beurs met terugwerkende kracht toe te kennen, aangezien de wet bepaalt dat aanvullende studiefinanciering alleen kan worden toegekend vanaf het studiejaar waarvoor de aanvraag is gedaan. De rechtbank concludeerde dat het algemeen belang in dit geval zwaarder woog dan het gewekte vertrouwen van eiseres. Eiseres had geen aanvullende beurs aangevraagd voor het studiejaar 2019 en had geen handelingen verricht op basis van de gewekte verwachting. Daarom was zij niet benadeeld door de wijziging van de ingangsdatum van de beurs.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde dat DUO de aanvullende beurs terecht had toegewezen per 1 september 2020. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.