ECLI:NL:CRVB:2022:1161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en toetsing aan het arrest Korošec
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 16 februari 2017 ziek meldde met psychische en fysieke klachten, was eerder in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 5 juli 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig was en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen in verband met zijn PTSS-klachten. Hij verzocht om benoeming van een onafhankelijk deskundige, met een beroep op het arrest Korošec van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De Raad oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad bevestigde dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen met medische gegevens en dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.