ECLI:NL:CRVB:2022:1155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten speciaal matras op grond van de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening
In deze zaak heeft appellant op 14 maart 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op basis van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een speciaal matras. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, omdat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende voorziening werd beschouwd die toereikend en passend was. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat er zeer dringende redenen waren om af te wijken van de regels van de PW. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Zvw inderdaad een toereikende voorziening is en dat appellant niet had aangetoond dat er sprake was van zeer dringende redenen die bijstand rechtvaardigden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat de kosten voor het matras niet noodzakelijk waren en dat er geen acute noodsituatie was die bijstand vereiste. De Raad concludeerde dat het college geen ruimte had om bijzondere bijstand toe te kennen en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd.