ECLI:NL:CRVB:2022:1135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag IVA-uitkering wegens gebrek aan arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die lijdt aan een aangeboren ernstige oogaandoening en maatschappelijk blind is, had een aanvraag ingediend voor een IVA-uitkering met terugwerkende kracht naar 12 maart 2014. De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van het feit dat appellant per 10 mei 2016 weer arbeidsgeschikt werd geacht voor zijn werk als imam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was om te concluderen dat appellant volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was op de gevraagde datum, en deze uitspraak werd in hoger beroep bevestigd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de aanvraag van appellant om een IVA-uitkering per 12 maart 2014 terecht had afgewezen. Appellant had geen nieuwe gegevens of medische informatie ingebracht die de eerdere oordelen konden weerleggen. De Raad benadrukte dat appellant na de datum van de aanvraag nog een jaar had gewerkt en dat hij zelfstandig woont, wat tegen de stelling van volledige arbeidsongeschiktheid pleit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de aanvraag af, zonder veroordeling in proceskosten.