ECLI:NL:CRVB:2022:1105

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
21/1192 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Duurzaam gescheiden leven en herziening ouderdomspensioen AOW

In deze zaak stond ter discussie of appellant en zijn toenmalige echtgenote vanaf februari 2017 duurzaam gescheiden leefden, wat van invloed was op de herziening van het ouderdomspensioen van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven. Appellant had in 2014 een ongehuwdenpensioen ontvangen, omdat hij zou leven van zijn echtgenote. Echter, na onderzoek door de Svb in 2019, werd vastgesteld dat appellant en zijn echtgenote nog steeds een zekere mate van financiële en sociale verstrengeling hadden. De Raad concludeerde dat de Svb het ouderdomspensioen van appellant terecht had herzien naar een gehuwdenpensioen, aangezien er geen bewijs was dat appellant duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.

Uitspraak

21.1192 AOW

Datum uitspraak: 12 mei 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2021, 19/4611 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.C. Scheermeijer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2022. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Scheermeijer. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

Feiten
1.1.
De Svb heeft appellant per 8 februari 2014 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend voor een ongehuwde pensioengerechtigde (ongehuwdenpensioen), omdat hij duurzaam gescheiden zou leven van zijn toenmalige echtgenote [naam echtgenote]. Appellant woonde toen in Polen en zijn echtgenote in [plaatsnaam]. In januari 2017 is appellant verhuisd naar een woning van zijn echtgenote in Polen. In oktober 2018 en februari 2019 heeft appellant gemeld dat hij voor meerdere weken in Nederland bij zijn echtgenote zal verblijven. Op 14 oktober 2019 is de echtscheiding uitgesproken tussen appellant en [naam echtgenote].
Besluitvorming Svb
1.2.
In april 2019 heeft de Svb een nader onderzoek gedaan naar de leefsituatie van appellant en [naam echtgenote]. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de Svb bij besluiten van 1 mei 2019 aan appellant laten weten dat zijn ouderdomspensioen met ingang van februari 2017 wordt herzien naar een gehuwdenpensioen. Het teveel betaalde ouderdomspensioen over de periode van februari 2017 tot en met februari 2019 tot een bedrag van € 9.041,70 wordt van appellant teruggevorderd. Bij besluit van 23 juli 2019 (bestreden besluit) is het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
Procedure bij de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat uit alle feiten en omstandigheden blijkt dat vanaf februari 2017 geen sprake was van duurzaam gescheiden leven tussen appellant en zijn toenmalige echtgenote.
Standpunt in hoger beroep
3. Appellant meent dat vanaf januari 2017 wel sprake is van duurzaam gescheiden leven. Appellant is van mening dat te veel waarde wordt toegekend aan het wonen in de woning van zijn toenmalige echtgenote in Polen, het hebben van elkaars sleutel en het vieren van de zilveren bruiloft. Verder is gesteld dat appellant al voor 2017 is gescheiden van tafel en bed.
Oordeel van de Raad
4.1.
Tussen partijen is in geschil of vanaf februari 2017 sprake was van een situatie van duurzaam gescheiden leven tussen appellant en zijn toenmalige echtgenote [naam echtgenote].
4.2.
Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.3.
Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen (uitspraak van de Raad van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932). Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken (uitspraken van de Raad van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093).
4.4.
Uit de gedingstukken komen de volgende feiten en omstandigheden naar voren. Naar aanleiding van het door de Svb ingestelde onderzoek heeft appellant op het formulier “Onderzoek DGL” en tijdens de hoorzitting in bezwaar over het contact tussen hem en [naam echtgenote], aangegeven dat zij regelmatig contact met elkaar hebben via telefoon of Whatsapp over normale zaken, zoals een kapotte grasmaaier of reparatie van een riolering. Appellant verblijft drie tot vier keer per jaar noodgedwongen voor drie weken bij [naam echtgenote] en zij eten dan gezamenlijk. [naam echtgenote] komt zelden of nooit naar Polen. [naam echtgenote] is eigenaar van de woning waarin appellant in Polen verblijft en er staan daar ook nog spullen van haar. Zij hebben een sleutel van elkaars woning. Verder heeft appellant op de zitting verklaard dat hij de woning in Polen huurde van [naam echtgenote] in ruil voor arbeid in natura aan de woning. [naam echtgenote] betaalde de kosten die appellant maakte voor het klussen aan de woning.
4.5.
Naar het oordeel van de Raad bieden deze feiten en omstandigheden reeds voldoende grondslag voor de conclusie dat appellant en [naam echtgenote] niet vanaf februari 2017 duurzaam gescheiden leven. Van een situatie waarin beiden een eigen leven leiden alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd, is geen sprake. De financiële verstrengeling en de wederzijdse zorg zijn hiervoor met name van belang. Voor zover sprake zou zijn van scheiding van tafel en bed in de periode in geding, maakt dit voorgaande conclusie evenmin anders. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dus niet dat appellant in de periode in geding duurzaam gescheiden leefde van [naam echtgenote] in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, zodat hij voor de toepassing van die wet niet is aan te merken als ongehuwde.
Conclusie
4.6.
Dit betekent dat de Svb het ouderdomspensioen van appellant terecht met ingang van februari 2017 heeft herzien naar een gehuwdenpensioen. Tegen de terugvordering zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat als voorzitter, in tegenwoordigheid van L.C van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) L.C. van Bentum
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.