Uitspraak
21.1640 AW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in dienst was bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De appellant was werkzaam in de functie van [functie 1] bij [afdeling A] en werd per 18 juni 2019 ontheven uit deze functie en overgeplaatst naar de functie van [functie 2] bij de vakgroep [vakgroep X]. De appellant heeft het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om hem te ontheffen en over te plaatsen, bestreden. Hij stelde dat er geen ontheffingsbesluit was genomen en dat de overplaatsing onrechtmatig was, omdat hij niet in staat was gesteld om zijn functie conform de vacaturetekst uit te oefenen. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank voldoende gemotiveerd had vastgesteld dat er sprake was van een onwerkbare situatie bij [afdeling A], wat een ontheffing rechtvaardigde. De Raad verwierp de argumenten van de appellant dat de rechtbank in strijd met het motiveringsbeginsel had gehandeld en dat hij niet in zijn processuele belangen was geschaad. De Raad concludeerde dat de minister in redelijkheid had kunnen besluiten tot ontheffing en overplaatsing van de appellant. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen, en de rechtbank werd in haar uitspraak bevestigd. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand bleven.