ECLI:NL:CRVB:2022:110
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door bestuursorgaan
In deze zaak heeft CIZ hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. Tijdens de zitting op 15 september 2021 heeft CIZ het hoger beroep ingetrokken. Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Schriemer, heeft verzocht om CIZ te veroordelen in de proceskosten. CIZ heeft hierop gereageerd en betoogd dat een proceskostenveroordeling achterwege moet blijven, omdat zij het hoger beroep heeft ingetrokken na aanleiding van eerdere uitspraken van de Raad. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat volgens artikel 8:118 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenveroordeling kan worden uitgesproken indien het bestuursorgaan het hoger beroep intrekt. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op het beginsel van proceskostenveroordeling rechtvaardigen. Daarom heeft de Raad CIZ veroordeeld in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.518,- voor verleende rechtsbijstand. De reiskosten van de gemachtigde van betrokkene zijn niet voor vergoeding in aanmerking gekomen, omdat betrokkene zelf niet bij de zitting aanwezig was. De uitspraak is gedaan door E.J. Otten, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 januari 2022.