In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 december 1996 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW). De gemeente Rotterdam heeft in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand van appellante geconstateerd dat er stortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening hebben plaatsgevonden, die niet door haar zijn gemeld. De bedragen varieerden van € 7,50 tot € 200,- en er was een storting van € 2.000,-. Het college heeft deze bedragen als inkomen aangemerkt en de bijstand van appellante herzien, wat leidde tot een terugvordering van € 1.574,82. Daarnaast is er een boete van € 630,- opgelegd wegens het schenden van de inlichtingenverplichting.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante had moeten begrijpen dat de stortingen en bijschrijvingen van invloed konden zijn op haar recht op bijstand. De Raad oordeelde dat de college de herziening en terugvordering terecht heeft doorgevoerd, en dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De opgelegde boete werd als evenredig beschouwd, rekening houdend met de omstandigheden van de appellante. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond had verklaard, werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak.