ECLI:NL:CRVB:2022:1058
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- A.M.M. Chevalier
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van het Uwv inzake WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. T.H.M.M. Kusters, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 mei 2022 uitspraak gedaan. Het Uwv had eerder een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellant. De Raad heeft de zaak behandeld in het kader van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met de verzoeken om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de procedure in drie instanties is overschreden. De totale duur van de procedure, vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door het Uwv tot de uitspraak, was circa vijf jaar en twee maanden, terwijl de redelijke termijn voor dergelijke procedures in beginsel vier jaar bedraagt. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 1.500,- voor de overschrijding van de redelijke termijn, die werd verdeeld tussen het Uwv en de Staat der Nederlanden. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in verband met het verzoek om schadevergoeding toegewezen, die in totaal € 7.464,80 bedragen.
De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige behandeling van bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn voor de betrokken partijen. De Centrale Raad van Beroep heeft de Staat en het Uwv beide voor de helft veroordeeld in de proceskosten van appellant.