ECLI:NL:CRVB:2022:1014
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van eerder besluit inzake WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van het Uwv om terug te komen van een eerder besluit van 6 oktober 2003, waarin hem een WAO-uitkering werd geweigerd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn gezondheid is verslechterd en dat het medisch onderzoek in 2003 niet volledig is geweest. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de gronden die appellant aanvoert in essentie een herhaling zijn van wat hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht niet is teruggekomen op het eerdere besluit, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zijn verzoek zouden onderbouwen. De Raad onderschrijft deze overwegingen en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het bestreden besluit. Het verzoek van appellant om terug te komen van het besluit van 6 oktober 2003 is afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.