ECLI:NL:CRVB:2022:1007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep Wajong-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering af te wijzen. Appellant, geboren in 1981, heeft in 2016 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangaf te lijden aan een schizo-affectieve bipolaire stoornis en hartritmestoornissen. De verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat appellant op zijn achttiende jaar geen beperkingen had als gevolg van ziekte of gebrek, en dat zijn psychische problemen pas na zijn achttiende jaar tot uiting kwamen. Dit leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor de Wajong-uitkering, die vereisen dat de aanvrager in het jaar voorafgaand aan de aanvraag studerend was.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat zijn arbeidsongeschiktheid al voor zijn zeventiende jaar was ontstaan. Hij heeft verzocht om inschakeling van een onafhankelijke deskundige ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geoordeeld dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De Raad heeft vastgesteld dat de toename van klachten na het achttiende jaar niet het gevolg was van de al aanwezige ziekteoorzaak en dat de problematiek niet meegewogen kan worden in de laattijdige Wajong-claim. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigt.