ECLI:NL:CRVB:2021:954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van schending inlichtingenverplichting en beoordeling van bijschrijvingen als inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, een taxichauffeur, ontving sinds 16 mei 2016 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). In februari 2018 diende hij een aanvraag in voor een individuele inkomenstoeslag. Tijdens de beoordeling van deze aanvraag ontdekte het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen dat er bijschrijvingen op de bankrekening van de appellant hadden plaatsgevonden, afkomstig van zijn broer. Deze bijschrijvingen, variërend van € 100,- tot € 400,-, werden door het college als inkomen aangemerkt, wat leidde tot herziening van de bijstand en terugvordering van een bedrag van € 1.317,38.
De appellant stelde dat hij de bijschrijvingen niet hoefde te melden omdat deze onder de grens van het vrij te laten vermogen vielen. De Raad oordeelde echter dat bijschrijvingen op de bankrekening van een bijstandsontvanger in beginsel als middelen moeten worden beschouwd. De Raad concludeerde dat de appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat de bijschrijvingen invloed konden hebben op zijn recht op bijstand. Ook het argument dat de bijschrijvingen leningen waren die hij terugbetaalde, werd verworpen, aangezien leningen niet zijn uitgezonderd van het middelenbegrip in de PW.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.