ECLI:NL:CRVB:2021:872

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
19/5298 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor dubbelglas op basis van herhaalde aanvraag en voorliggende voorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de aanschaf van dubbelglas voor de slaapkamer van zijn zoon en de badkamer. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort, omdat het een herhaalde aanvraag betrof en er een voorliggende voorziening beschikbaar was in de vorm van Individuele Woningverbetering aangeboden door de verhuurder.

De appellant had eerder, op 23 april 2018, een vergelijkbare aanvraag ingediend die ook was afgewezen. In hoger beroep stelde de appellant dat hij geen aanvraag had ingediend op 21 september 2018, maar de Raad oordeelde dat er voldoende bewijs was dat deze aanvraag wel degelijk was gedaan. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht terecht was, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die de herhaalde aanvraag zouden rechtvaardigen.

De Raad bevestigde dat de verhuurder een voorliggende voorziening had aangeboden en dat de appellant niet had aangetoond dat deze voorziening niet passend of toereikend was. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19 5298 PW

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Datum uitspraak: 6 april 2021
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 november 2019, 19/1670 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (college)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
In een nadere reactie heeft appellant vragen van de Raad beantwoord.
Het college heeft desgevraagd nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2021, tezamen met de zaken 18/4238 en 18/4325. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Voorthuijzen. In de zaken 18/4238 en 18/4325 is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft op 23 april 2018 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW), voor zover hier van belang, voor dubbelglas voor de slaapkamer van zijn zoon en de badkamer in zijn huurwoning. Bij besluit van 28 mei 2018, na bezwaar onder wijziging van de motivering gehandhaafd bij besluit van 3 oktober 2018, heeft het college deze aanvraag afgewezen. Het college heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat sprake is van een voorliggende voorziening in de vorm van de door de verhuurder aangeboden Individuele Woningverbetering. Appellant heeft tegen het besluit van 3 oktober 2018 geen beroep ingesteld.
1.2.
Appellant heeft op 21 september 2018 opnieuw bijzondere bijstand aangevraagd voor dubbelglas, nu voor de badkamer en drie slaapkamers, inclusief de slaapkamer van zijn zoon. Bij besluit van 10 december 2018 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 3 april 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 december 2018, onder wijziging van de motivering, ongegrond verklaard. Het college heeft de aanvraag voor dubbelglas voor de slaapkamer van de zoon van appellant en voor de badkamer afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het een herhaalde aanvraag betreft. De aanvraag voor dubbelglas voor de overige twee slaapkamers heeft het college afgewezen omdat appellant een beroep kan doen op een voorliggende voorziening in de vorm van de door de verhuurder aangeboden Individuele Woningverbetering.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat appellant geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht bij zijn aanvraag van 21 september 2018. Verder heeft de rechtbank overwogen dat appellant geen bewijsstukken heeft ingediend over de gestelde afwijzing door de verhuurder van het verzoek om de nodige isolatie te verrichten of te vergoeden.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft aangevoerd dat hij geen aanvraag heeft ingediend op 21 september 2018. Er is dus geen sprake van een herhaalde aanvraag.
4.1.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Onder de gedingstukken bevindt zich een formulier voor het indienen van bewijsstukken bij een aanvraag met een dagstempel van ontvangst van 21 september 2018. Op dit formulier staat handgeschreven: “Voor alle ander informatie verwijs ik naar onze aanvragen van 10 en 23 april 2018.” Appellant heeft een offerte bijgevoegd voor het plaatsen van dubbelglas voor drie slaapkamers en de badkamer. In het bijgevoegde en ingevulde formulier heeft appellant meerdere keren verwezen naar de aanvraag van 23 april 2018. Appellant heeft in zijn bezwaarschrift, gericht tegen het besluit van 10 december 2018, zelf verwezen naar zijn aanvraag van 21 september 2018. Uit deze stukken volgt dan ook dat appellant op 21 september 2018 wel degelijk een aanvraag om bijzondere bijstand heeft ingediend. Dit betekent dat de aanvraag, voor zover deze betrekking heeft op de slaapkamer van de zoon en de badkamer, een herhaling is van de aanvraag waarop het college bij besluit van 28 mei 2018 heeft beslist. Appellant heeft geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht. Het college mocht de aanvraag van appellant van 21 september 2018, voor zover deze betrekking heeft op de slaapkamer van de zoon en de badkamer, dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn besluit van 28 mei 2018.
4.2.
Voorts heeft appellant aangevoerd dat de verhuurder het verzoek tot het plaatsen van dubbelglas niet in behandeling heeft genomen omdat de verhuurder van plan was om in 2019 in de hele wijk duurzame verbeteringen aan de woningen uit te voeren, wat inmiddels ook is gebeurd.
4.2.1.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de PW bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, die gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten, kan het bijstandverlenend orgaan daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen.
4.2.2.
Appellant heeft niet bestreden dat in dit geval Individuele Woningverbetering een voorliggende voorziening is. De aanvrager van bijzondere bijstand moet aannemelijk maken dat een voorliggende voorziening niet passend of toereikend is in de zin van artikel 15,
eerste lid, van de PW. Dit is vaste rechtspraak, zie de uitspraak van 27 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN3307. Appellant is daar niet in geslaagd. Hij heeft weliswaar gesteld dat de verhuurder zijn aanvraag niet in behandeling wilde nemen, maar heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Onder de gedingstukken bevindt zich geen aanvraag van appellant, een beslissing van de verhuurder of enige andere correspondentie tussen appellant en de verhuurder.
4.3.
Uit 4.1.1 tot en met 4.2.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en M. ter Brugge en
K.M.P. Jacobs als leden, in tegenwoordigheid van Y.S.S. Fatni als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2021.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) Y.S.S. Fatni