ECLI:NL:CRVB:2021:869
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om Wajong-uitkering na beoordeling van medische situatie en arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, geboren in 1993, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de aanvraag afgewezen, stellende dat de appellant op de datum van de aanvraag geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep heeft aangevochten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische conclusies van het Uwv. De Raad volgde het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat verbetering van de medische situatie van de appellant niet uitgesloten kon worden. De psychologen die de appellant behandelden, gaven aan dat er kansen op verbetering waren, maar dat eerst behandeling noodzakelijk was voordat er een inschatting kon worden gemaakt van de arbeidsmogelijkheden.
De Raad concludeerde dat de appellant op de datum van de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering en dat er geen grond was voor een veroordeling tot schadevergoeding. Het verzoek om vergoeding van schade werd afgewezen, en de proceskosten werden niet toegewezen.