ECLI:NL:CRVB:2021:821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.J.M. Weyers
- J.T.H. Zimmerman
- F.M. Rijnbeek
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen van Wajong-gerechtigde in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. Appellante, die sinds 2000 een Wajong-uitkering ontvangt vanwege chronische vermoeidheidsklachten, betwistte de conclusie van het Uwv dat zij arbeidsvermogen heeft. Het Uwv had vastgesteld dat appellante in staat was om ten minste vier uur per dag en één uur aaneengesloten te werken, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. Appellante herhaalde in hoger beroep haar standpunt dat zij geen arbeidsvermogen heeft en dat de verzekeringsarts ten onrechte had geconcludeerd dat zij in staat was om te werken. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante geen medische stukken heeft overgelegd die haar standpunt onderbouwen.
De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellante beschikt over arbeidsvermogen en bevestigt de beslissing om de Wajong-uitkering te verlagen. De uitspraak benadrukt het belang van medische onderbouwing in dergelijke zaken en de rol van verzekeringsartsen in de beoordeling van arbeidsvermogen.