Uitspraak
19 2159 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag aan appellante, die sinds 2016 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet (PW). Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag, die aanvankelijk was goedgekeurd, maar later door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht werd herzien. Het college stelde dat de woonlasten van appellante hoger waren dan de maximale huurgrens, en legde een verhuisverplichting op, wat inhoudt dat appellante op zoek moest naar goedkopere woonruimte.
Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat het college de hoogte van haar maandelijkse woonlasten te hoog had vastgesteld. Ze betoogde dat het college bij de berekening van haar woonlasten rekening had moeten houden met de feitelijke kosten, in plaats van de normbedragen die door het college waren gehanteerd. De Raad overwoog dat bijzondere bijstand voor kosten van groot onderhoud in beginsel alleen wordt verleend indien deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Aangezien appellante niet had aangetoond dat haar situatie als bijzonder kon worden gekwalificeerd, was er geen grond voor het verlenen van bijzondere bijstand voor deze kosten.
De Raad bevestigde dat het college zijn beleid op consistente wijze had toegepast en dat de verhuisverplichting terecht was opgelegd. De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland werd bevestigd, en het verzoek van appellante om schadevergoeding werd afgewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.