Uitspraak
27 oktober 2015, 15/2274 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
10 februari 2015. Het bezwaar van de werkgever tegen dit besluit is door het Uwv bij besluit van 23 juni 2014 ongegrond verklaard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, die als administratief medewerkster werkte, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellante heeft zich op 9 februari 2012 ziek gemeld en op 7 november 2013 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft vastgesteld dat zij per 10 februari 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, ondanks haar medische klachten, waaronder primaire biliaire cirrose, het syndroom van Sjögren en de ziekte van Crohn. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij het medisch onderzoek van het Uwv als zorgvuldig heeft beoordeeld. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen onderschat zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de geselecteerde functies voor appellante geschikt zijn en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De Raad heeft geen nieuwe argumenten gevonden die een ander oordeel rechtvaardigen en heeft het hoger beroep afgewezen. De uitspraak is gedaan op 21 juni 2017.