Uitspraak
19 2133 PW
3 april 2019, 18/3605 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die van 27 mei 2010 tot en met 31 oktober 2017 bijstand ontving, had geen melding gemaakt van de exploitatie van een hennepkwekerij op zijn uitkeringsadres. De politie had op 28 juni 2017 een hennepkwekerij met 252 planten aangetroffen en ontmanteld. Naar aanleiding hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders van Westerwolde de bijstand van de appellant ingetrokken, omdat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De appellant heeft in hoger beroep betoogd dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een hennepoogst heeft plaatsgevonden. De Raad heeft vastgesteld dat de politie in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geconcludeerd dat er een oogst heeft plaatsgevonden, gebaseerd op verschillende indicatoren die in de kweekruimtes zijn aangetroffen. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de aangetroffen vervuilingen voortkomen uit een eerder ontmantelde kwekerij. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde.