1.3.Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van
2 augustus 2017 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante daarbij gewijzigd vastgesteld op 44,84% en aangegeven dat de loongerelateerde WGA-uitkering van appellante nog steeds doorloopt tot
19 september 2018. Het onderzoek naar het recht van appellante op een WIA-uitkering na 19 september 2018, en een beslissing daarover, zullen nog plaatsvinden. Aan het bestreden besluit liggen een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2017, een FML van 13 juli 2017 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 juli 2017 ten grondslag. Bij latere besluitvorming heeft het Uwv aan appellante over de periode van 20 september 2018 tot 1 maart 2019 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend en van 1 maart 2019 tot 1 mei 2019 een WGA-vervolguitkering, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,84%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank onder meer overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest. Dat alleen de primaire verzekeringsarts en niet ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellante heeft onderzocht, betekent niet dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is. Verder heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de mogelijkheden en beperkingen van appellante onjuist in de FML van 13 juli 2017 zijn neergelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 juli 2017, aangevuld bij zijn rapport van
31 oktober 2017, op toereikende wijze gemotiveerd welke beperkingen aan de orde zijn, waarom appellante niet voldoet aan de criteria van geen duurzame benutbare mogelijkheden en dat geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid of een verdergaande urenbeperking. Appellante heeft geen rapporten of medische gegevens ingebracht die twijfel zaaien over het oordeel van de verzekeringsartsen. Uitgaande van de juistheid van de FML, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien te concluderen dat de voor appellante geselecteerde voorbeeldfuncties haar belastbaarheid overschrijden. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat een afzonderlijke bespreking van de door appellante ingebrachte bezwaargronden niet vereist was. Voor zover appellante heeft gesteld dat sprake is van een ongeoorloofde belangenverstrengeling of vooringenomenheid aan de zijde van het Uwv, is de rechtbank daarvan niet gebleken. Tot slot heeft de rechtbank overwogen dat de beroepsgrond dat het Uwv de privacy van appellante heeft geschonden, wat daar verder van zij, in het kader van onderhavig beroep niet aan de orde kan komen.