ECLI:NL:CRVB:2015:4698
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor een uitkering op grond van de Wet WIA na ziekmelding en eerdere besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die zich ziek had gemeld met lichamelijke en psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er voldoende rekening was gehouden met de medische gegevens, waaronder rapporten van verzekeringsartsen. De appellant stelde dat hij ten onrechte niet was onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep en dat er geen rekening was gehouden met zijn agorafobie. De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat de enkele omstandigheid dat medisch onderzoek in de bezwaarfase achterwege was gebleven, niet betekent dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen de klachten van de appellant adequaat hadden beoordeeld en dat de appellant geschikt werd geacht voor de voorbeeldfuncties die aan hem waren voorgelegd. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding.