ECLI:NL:CRVB:2021:654
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van toeslag en opleggen van boete door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking van een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) en de oplegging van een boete door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv terecht de toeslag had ingetrokken en de boete had opgelegd, omdat appellante haar inlichtingenplicht had geschonden door niet tijdig te melden dat zij niet meer op het opgegeven adres woonde. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat er dringende redenen waren om van de intrekking en boete af te zien, maar de Raad oordeelde dat deze redenen niet waren aangetoond. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de opgelegde boete van € 40,- als evenredig. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.