ECLI:NL:CRVB:2021:503
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van bijschrijvingen van derden op bankrekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant. De uitspraak betreft de bijschrijvingen die appellant ontving van derden op zijn bankrekening. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van appellant herzien van 1 augustus 2017 tot 1 april 2018 en een bedrag van € 1.764,- netto teruggevorderd. De Raad oordeelt dat deze bijschrijvingen als inkomsten moeten worden aangemerkt, en dat appellant had moeten melden dat hij deze bijschrijvingen ontving. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam, waarin werd geoordeeld dat het college terecht inzage heeft gevraagd in de bankafschriften van de afgelopen negen maanden. De Raad stelt vast dat appellant regelmatig bijschrijvingen ontving van verschillende personen, waaronder familieleden, en dat deze bijschrijvingen van invloed zijn op zijn recht op bijstand. De Raad volgt niet de stelling van appellant dat bedragen die hij enkele dagen later terugbetaalde buiten beschouwing moeten blijven, omdat deze bedragen hem in de tussentijd wel ter beschikking stonden voor zijn levensonderhoud. De Raad concludeert dat appellant te veel bijstand heeft ontvangen door de bijschrijvingen niet te melden, en dat het college verplicht is om de bijstand te herzien en terug te vorderen. De hoger beroepen van appellant worden afgewezen, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.