ECLI:NL:CRVB:2021:418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.J.J.M. Weyers
- J.T.H. Zimmerman
- F.M. Rijnbeek
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde ZW-uitkering en beoordeling van werknemerschap
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van onverschuldigd betaalde Ziektewet (ZW) uitkeringen aan appellant. Het Uwv had vastgesteld dat appellant niet als werknemer kon worden aangemerkt ten opzichte van [Werkgever B.V.], omdat er geen gezagsverhouding bestond. Appellant had van 1 januari 2015 tot en met 31 januari 2016 ziekengeld ontvangen, maar het Uwv concludeerde na onderzoek dat appellant niet onder gezag werkzaam was geweest. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, en deze uitspraak werd in hoger beroep bevestigd.
Appellant voerde aan dat er wel degelijk sprake was van een gezagsverhouding en dat hij niet in staat was om aan zijn terugbetalingsverplichting te voldoen. De Raad oordeelde echter dat appellant geen bewijs had geleverd voor zijn stelling dat er een gezagsverhouding bestond. De verklaringen van getuigen en de notariële akte die appellant inbracht, gaven geen aanleiding om aan de eerdere conclusies van het Uwv en de rechtbank te twijfelen. De Raad bevestigde dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkeringen terecht was, omdat appellant niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen.
De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, aangezien appellant niet had aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor hem had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.