In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van een subsidie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene had op 2 september 2016 een scholingsvoucher aangevraagd voor de opleiding WMO consulent, maar heeft deze niet gevolgd. In plaats daarvan heeft hij zich ingeschreven voor de opleiding Apothekersassistent MBO-4, die niet meer als kansberoep werd erkend. Het Uwv heeft de subsidie op 21 november 2018 ingetrokken en het bedrag van € 2.500,- teruggevorderd, omdat betrokkene de voucher niet heeft besteed aan de aangevraagde opleiding. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het Uwv opgedragen opnieuw te beslissen. Het Uwv heeft in hoger beroep erkend dat een belangenafweging had moeten plaatsvinden, maar stelde dat deze wel degelijk had plaatsgevonden, hoewel dit niet expliciet uit het bestreden besluit bleek. De Raad oordeelde dat het Uwv in redelijkheid tot intrekking van de subsidie heeft kunnen besluiten, omdat betrokkene niet heeft voldaan aan de voorwaarden van de regeling. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en bevestigde de rechtsgevolgen van het bestreden besluit van het Uwv.