ECLI:NL:CRVB:2021:39
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante had zich ziek gemeld met psychische klachten en had eerder een WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door het Uwv werd haar WIA-uitkering geweigerd, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% bleef. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar psychische beperkingen onvoldoende waren erkend door de verzekeringsartsen van het Uwv. Tijdens de zitting op 9 december 2020 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door een verzekeringsarts. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts de medische informatie van appellante correct had geïnterpreteerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 32,44%. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de aan de WIA-beoordeling ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellante, en dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om de beslissing van het Uwv te weerleggen. De uitspraak werd gedaan door W.J.A.M. van Brussel, met A.L.K. Dagmar als griffier.