Uitspraak
18.546 WIA-T
OVERWEGINGEN
Verder heeft appellant herhaald dat geen sprake is van dienstreizen, maar van woonwerkverkeer. Het gaat om frequente reizen naar de werkplek die zich steeds ergens anders bevindt. Zo heeft hij in maart 2017 gedurende een week in Zwolle moeten werken. Appellant kan bovendien geen gebruik maken van het openbaar vervoer en als hij daarvan wel gebruik zou maken, zou hij langer onderweg zijn dan ieder ander, waardoor hij minder aantrekkelijk is voor een werkgever. Tot slot heeft appellant verzocht de gemaakte kosten van € 2.049,92 voor het doorlopen van de CBR-procedure door het Uwv te laten vergoeden. Hij heeft deze procedure onnodig doorlopen, nu hij al om andere redenen niet in aanmerking kwam voor de vervoersvoorziening.