ECLI:NL:CRVB:2021:379
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde woonkostentoeslag door college
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een bedrag van € 7.602,47 dat door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg abusievelijk aan appellante is betaald als woonkostentoeslag. Appellante ontving sinds 19 juni 2013 bijstand en had in 2014 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de woonkosten van haar koopwoning. Het college had haar in de periode van 1 juli 2014 tot en met 30 juni 2015 een woonkostentoeslag toegekend, maar heeft later vastgesteld dat er een administratieve vergissing had plaatsgevonden, waardoor appellante in totaal 19 maanden woonkostentoeslag dubbel had ontvangen. Het college heeft op 21 februari 2017 abusievelijk een bedrag van € 8.657,56 overgemaakt, waarvan € 7.602,47 onverschuldigd was. Appellante had recht op een nabetaling van € 573,09, maar het college heeft zich op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder e, van de Participatiewet bevoegd geacht om het onverschuldigd betaalde bedrag terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat appellante redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat het bedrag onverschuldigd was betaald en dat het college terecht tot terugvordering is overgegaan.