ECLI:NL:CRVB:2021:353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellante, die zich had ziekgemeld vanwege fysieke en psychische klachten. Appellante, die als zorgverleenster werkte, had een WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv had haar bezwaar tegen de afwijzing van een IVA-uitkering ongegrond verklaard. De rechtbank onderschreef het standpunt van het Uwv, dat appellante op de datum in geding niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapport van 22 februari 2018 gemotiveerd dat er nog kansen op verbetering waren voor appellante, wat leidde tot de conclusie dat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische stukken overgelegd die haar standpunt konden onderbouwen. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts zorgvuldig had gehandeld en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beoordeling van de verzekeringsartsen voldoende was onderbouwd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om appellante te volgen in haar standpunt dat het Uwv zich alleen had gebaseerd op de verzekeringsartsen. De uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor, vooral in het licht van de ingediende stukken vlak voor de zitting.