ECLI:NL:CRVB:2021:35
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen van appellante in het kader van de Wajong-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, geboren in 1976, ontving sinds 1994 een uitkering op grond van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet, die later is omgezet naar de Wajong. Het Uwv heeft in 2016 vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft, wat leidde tot een verlaging van haar uitkering. Appellante betwist dit en stelt dat zij door haar psychische en fysieke klachten niet in staat is om vier uur per dag te werken. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig is geweest en dat er geen reden is om aan de conclusies van het Uwv te twijfelen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat appellante beschikt over arbeidsvermogen, waardoor de verlaging van haar Wajong-uitkering naar 70% van het minimumloon terecht is.